De brassbandcultuur in België: deel 1
In aanloop naar de Belgische Brassband Kampioenschappen komend weekend, waar CUBrass live verslag van doet, vertelt Roland Van Buggenhout, sinds 1979 dirigent en daarnaast gewezen lid van de Vlaamse Brassband Federatie, over het ontstaan van de Belgische Brassbandcultuur en we kijken naar het reilen en zeilen hiervan vandaag de dag. We zien dat dit enerzijds succesvol is verlopen, maar zeker met de nodige hobbels en problemen.
Deel 1: Van een schuchtere intro tot een allegro capriccio:
De Belgische brassbandbeweging kwam in de jaren '70 van de vorige eeuw op gang. Net als in andere delen van Europa kwam -mede door de BBC-uitzendingen en aandacht voor brassbandmuziek, het brassvirus vanuit Groot-Brittannië overwaaien naar het vaste Europese land. Vóór de jaren '70 lag de nadruk op amateuristische muziekbeoefening in fanfares en harmonieën, vaak verbonden aan politieke partijen. Het aantal leden, zowel spelende als niet-spelende, was toen vaak belangrijker dan de muzikale kwaliteit die ze uitstraalden.
Een van de personen die baanbrekend werk verrichtte in het ontstaan van de brassbandcultuur in België was wijlen Roger De Pauw. Mede door zijn werk werd de "Brabantse Brassband" opgericht. De Pauw stond bekend als iemand die zowel streng als rechtvaardig was, maar met respect voor de amateurmuzikant en toewijding aan de reglementen die in Engeland werden gehanteerd. In de daaropvolgende jaren ontstonden brassbands overal in Vlaanderen. Muzikanten werden vaak geworven uit bestaande HAFA-orkesten, waar getalenteerde amateurmusici enthousiast werden door de muzikale kwaliteit van al bestaande brassbands. De groei van brassbands leidde echter tot opschudding, niet alleen bij de muziekfederaties in België, maar ook bij de bestuursleden van veel HAFA-orkesten. Hoewel hun standpunt begrijpelijk en gerechtvaardigd was, koos uiteindelijk menig goede muzikant voor een kwalitatieve muzikale beleving, wat leidde tot bloei van de brassbandcultuur.
Het aantal brassbands steeg gestaag en om dit alles in goede banen te leiden was er behoefte aan een overkoepelende organisatie. Die kwam er uiteindelijk in 1977 onder impuls en voorzitterschap van Roger De Pauw onder de naam "Vlaamse Brassband Federatie" (VBF). Het eerste Vlaams Brassbandkampioenschap vond plaats in 1978. Het zou de eerste jaren een wandeling in het park worden, maar in de verte doemde de klim naar de High Peak al op!
De VBF heeft strenge en strikte reglementen geïntroduceerd, grotendeels gebaseerd op de toen geldende reglementen in Engeland. Het motto van de VBF bij het opstellen van de reglementen hierbij was: “Brassbands met en voor amateurmuzikanten”. Zo werd er onder meer vastgehouden aan de volgende regels:
· Een strikte orkestbezetting: 25 koperblazers en 3 slagwerkers
· Elk spelend lid dient elk jaar geregistreerd te worden via een registratiekaart
· De registratiekaart wordt desnoods gecheckt met de identiteitskaart
· Alleen muzikanten van Belgische nationaliteit worden toegelaten
· Alleen amateur muzikanten (geen professionele) worden toegelaten
· Een muzikant mag maar in 1 band meespelen (het 1 band – 1 muzikant systeem)
Ook tijdens de kampioenschappen waren de regels zeer strikt:
· 3 juryleden die pas bekend gemaakt worden op de wedstrijddag zelf
· Elk jurylid in een aparte gesloten jurybox
· Een verplicht werk én een keuzewerk
· Een tijdsschema voor muzikanten die willen overstappen naar een andere band
Deze reglementen werden jarenlang, praktisch zonder morren en kritiek, gehandhaafd. Tot de EBBA (European Brassband Association) werd opgericht en van start werd gegaan met de Europese Brassbandkampioenschappen. Het leidde tot wat kritiek en gemopper op de toen geldende regels in België. De hegemonie van Britse bands tijdens de Europese kampioenschappen was in die tijd groot. Dit was mede te wijten aan de lange brassband traditie in Groot-Brittannië, die teruggaat tot 1850. Deze rijke ervaring gaf hen een voorsprong, vooral wat betreft de kenmerkende brassbandsound.
De muzikanten in andere Europese bands (inclusief België) raakten, ondanks het begrijpen van de situatie, ontmoedigd door het feit dat ze niet konden concurreren met de Britse bands. Enkele Belgische bands drongen er bij de VBF op aan om de reglementen in België aan te passen door bijvoorbeeld het toestaan van professionele muzikanten en het verhogen van het bezettingsaantal om zo een betere sound te creëren en het volume te verhogen. Daarbij ging het echt om het verhogen van het aantal decibellen ten opzichte van de Britse bands.
Tijdens een speciale vergadering van de raad van bestuur van de VBF, werden de reglementen met betrekking tot het toelaten van professionele muzikanten én de uitbreiding van de orkestbezetting aanvaard. Dat deze wijziging wellicht grote gevolgen zou hebben voor zowel het verdere bestaan van sommige brassbands als voor de aanwezigheid van deelnemende bands op de kampioenschappen had men toen niet bedacht.
In 2000 vond er een plotselinge en radicale wending plaats voor alle Belgische muziekfederaties. Door de invoering van een amateurkunstendecreet van de Vlaamse Gemeenschap (een politieke beslissing), verdwenen alle muziekfederaties inclusief de VBF en werden ze samengevoegd in één federatie: VLAMO. Dit is de afkorting van Vlaamse Amateur Muziek Organisatie. Het doel van VLAMO was de amateuristische muziekbeoefening te ondersteunen en te bevorderen. Daarmee ontstond vooral in de Belgische brassbandwereld een behoorlijke tegenstrijdigheid. Aan de ene kant wilde VLAMO zich vooral richten op de amateurmuzikant, aan de andere kant wilden brassbands graag concurreren met Engelse en Europese top-brassbands. Ze gingen daardoor professionele muzikanten en/of buitenlandse spelers aantrekken, waardoor. het muzikale niveau in België zo zeker omhoog ging.
Echter, kijkend naar de komende Belgische Brassband Kampioenschappen zien we veel bands in de kampioensafdeling en weinig tot geen bands meer in afdelingen 1, 2 en 3. Of dit een gevolg is van de gewijzigde reglementen is een punt waar veel over gediscussieerd kan en zal worden in België. Een ding is zeker: het is een situatie die zeker niet gewenst is, zowel voor VLAMO als de Belgische brassbands.
Roland van Buggenhout gaat in deel 2 nog wat dieper in op de huidige ontwikkelingen binnen de brassbandwereld, die zich niet alleen in België voordoen. Ook in Nederland zien we dezelfde kwesties terug in de vorm van bezettingsproblemen en zelfs het opheffen van brassbands.