Amateurverenigingen na corona – deel 2
In deel 1 van onze serie over ‘Amateurverenigingen na corona’ schetste CUBrass dat snel terugkeren naar het oude normaal misschien niet zo vanzelfsprekend is als we allemaal graag zouden willen. Het is de moeite waard om te verkennen hoe de grootste financier van het Nederlandse culturele leven - 60% van de totale Rijkssteun aan het culturele leven komt van de gemeenten – dit ziet.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is de organisatie die kennisdeling, belangenbehartiging en dienstverlening biedt voor de taken waar gemeenten zich voor gesteld zien. Alle 345 Nederlandse gemeenten zijn lid van de VNG.
Twee gidsen van Bureau Berenschot
De twee gidsen die Bureau Berenschot op verzoek van de VNG publiceerde over de impact van corona op het culturele veld in gemeenten, geven richting in het denken over de culturele sector na corona. Naast de professionele culturele instellingen is er binnen elke gemeente ook een groot amateurkunstensector. Daar vallen de muziekverenigingen onder. Hoog tijd dus om eens te kijken naar de publicaties van Berenschot.
De eerste Berenschot-gids handelde vooral over de situatie middenin de pandemie, waar de sector werd ondersteund door specifieke corona-steunmaatregelen. De beschikbaar gestelde geldbedragen, de verschillende regelingen en uitwerkingen daarvan kwamen aan de orde.
De tweede gids gaat in op de toekomst voor de culturele sector na corona. De gids beschrijft een vitale culturele infrastructuur op lokale schaal als ‘het geheel van makers en bemiddelaars die culturele uitingen voortbrengen, presenteren, openbaar maken, verspreiden, faciliteren en dergelijke, inclusief de accommodaties en media die het publiek in staat stellen kennis te nemen van die uitingen’. Daaraan verbindt het rapport een keten met onmisbare schakels als de manier waarop mensen deelnemen aan cultuur:
• Leren van vaardigheden. Dit gebeurt in het reguliere onderwijs, bij muziekscholen/kunstencentra en in amateurkunstverband.
• Het geleerde aanwenden om creatieve producten te maken. Dit vindt plaats in werk- en oefenruimten.
• Het presenteren van de kunstuitingen voltrekt zich op podia en festivals, in galeries, bibliotheken, artotheken, musea en de openbare ruimte.
• Het interesseren voor kunst gebeurt via allerlei intermediaire acties voor en door culturele instellingen: denk aan draagvlakvorming, marketing, sponsoring en mecenaat.
Vervolgens beschrijft de tweede gids de problematiek, veroorzaakt of versterkt door de coronacrisis. Herkenbaar voor de amateurkunstsector zijn:
Culturele kaalslag
• Geen of weinig uitingen, ook als expressiemiddel en reflectie op ontwikkelingen.
• Verlies van vaardigheid, ambachtelijkheid, ook fysiek.
• Onbenutte productie-en ontwikkelcapaciteit.
• Verlies van leden bij verenigingen. Daar waar al sprake was van transitie raakt dit in een stroomversnelling.
Personele knelpunten
• Verlies van cultureel kapitaal.
• Verlies van deskundigheid.
• Verlies van vrijwilligerscapaciteit.
Financiële problemen
• Verlies van eigen inkomsten door terugvallende publieksinkomsten (entreegelden en horeca), daarnaast ook minder verhuur.
• Negatief exploitatieresultaat op jaarbasis – afhankelijk van reserves en externe noodsteun.
• Gebrek aan investeringsruimte voor voorfinanciering van nieuwe producties, maar ook voor onderhoud en andere reserveringen.
Aanstaande woensdag om 16:30 uur publiceert CUBrass het vervolg van dit artikel. We gaan dan in op vier mogelijke scenario's, waar de amateurkunstensector in de post-corona periode mee te maken zal krijgen.