Amateurverenigingen na corona
AMATEURVERENIGINGEN NA CORONA
Hoera, corona lijkt onder controle. Snel terug naar het oude normaal, de draad oppakken en voorwaarts zoals we het gewend waren!
Op het eerste oog lijkt dat het perspectief, wat het meest logisch is en waar veruit de meeste verenigingen met vol enthousiasme zich op zullen storten. Ongetwijfeld zullen er verenigingen zijn, waar het zo zal gaan, maar de tekenen dat de werkelijkheid een stuk weerbarstiger zal zijn liegen er niet om. In de driejaarlijkse VerenigingsMonitor van het Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) van september 2021 wordt een zorgwekkend beeld geschetst over de stand van amateurkunstverenigingen (dus niet alleen amateurmuziek) op het gebied van organisatiekracht, artistiek aanbod en maatschappelijke oriëntatie.
Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) toont zich bezorgd over de amateurkunstsector. De VNG liet door Bureau Berenschot twee gidsen opstellen over corona, cultuur en gemeenten. Ontwikkelingen die de VNG signaleert zijn onder meer dat “corona misschien weg lijkt, maar dat de gevolgen voor de cultuursector nog lang zullen nawerken” en dat “de amateurkunstsector een grote en gevoelige knauw heeft gekregen”.
Officiële rapporten en documenten zijn noodzakelijk en nuttig, al was het alleen maar om de problemen goed gedocumenteerd onder de aandacht te kunnen brengen. Wie echter bekend is in de wereld van de amateur blaasmuziek en zich de oren en ogen goed de kost gegeven heeft de afgelopen jaren, die heeft zelf al kunnen constateren dat het verenigingsleven kampt met ledenverlies, problemen in de keten interesseren-werven-opleiden, financiële problemen, gebrek aan vrijwilligers voor bestuurs- en andere structurele taken, teruglopende bezoekersaantallen en ga zo maar door.
Een lichtpuntje is dat – misschien wel door datzelfde vermaledijde virus – de maatschappelijke aandacht en waardering voor cultuur in het algemeen, maar ook de amateurkunstensector – en dus ook het muziekverenigingsleven - in het bijzonder, toegenomen is. Politiek volgt heel vaak het maatschappelijke debat, waardoor er in het op 15 december 2021 gesloten regeerakkoord opmerkelijk positieve aandacht is voor cultuur. In dat coalitieakkoord worden de amateurverenigingen zelfs apart genoemd middels een ‘herstelplan om zowel professionals, instellingen als amateurverenigingen er weer bovenop te helpen en te versterken’.
Mooie en ook broodnodige woorden, die vrij snel opgepakt zijn door onder andere de VNG en adviesbureau BMC in opdracht van het LKCA.
Wie de gidsen van de VNG leest treft daar in de eerste plaats algemene hoofdstukken over de culturele sector en informatie over de Rijkssteun inzake corona aan. Met name in de tweede gids zijn ook hoofdstukken opgenomen over hoe de VNG aankijkt tegen het herstel en transitie van de cultuursector na corona, over hoe de cultuursector als stelsel in elkaar steekt, analyses hoe vraag en aanbod veranderd zijn ten gevolge van corona en meer. Steeds werkt men daarbij vanuit het algemeen landelijke naar het gemeentelijke niveau. De tweede gids komt uiteindelijk tot het benoemen van perspectieven voor een aantal cultuursectoren, waaronder die van de amateurkunsten. De gids sluit af met tien aanbevelingen hoe gemeenten hun culturele veld kunnen helpen en ondersteunen.
Adviesbureau BMC stelde het rapport ‘Revitalisering van de Amateurkunst’ op. In dit stuk zijn adviezen opgesteld hoe ondersteuning van de amateurkunst eruit kan komen te zien op landelijk, provinciaal en lokaal niveau. En dit voor de korte én langere termijn.
Hoe mooi, goedbedoeld en nuttig gidsen en rapporten ook zijn: verenigingen kunnen ook zelf gericht aan de slag om hun organisatie en positie te verbeteren. Hierbij kan hulp ingeroepen worden van buitenaf. Denk aan de provinciale ondersteuningsinstellingen, bonden of commerciële partijen. Dat is evenwel lang niet altijd nodig. Er zijn laagdrempelige methodieken, die bewezen effectief zijn en in een eigen tempo doorlopen kunnen worden.
CUBrass zal in de komende tijd in een drietal artikelen nader ingaan op 1) de perspectieven en aanbevelingen uit de VNG-gidsen, 2) de voorgestelde ondersteuning uit het BMC-rapport en 3) de methodieken die verenigingen zelf kunnen hanteren om hun organisatie en positie te verbeteren.